François van 't Sant

   
   
  François van 't Sant Sant, hoofdcommissaris van politie, particulier secretaris van koningin Wilhelmina (Den Helder 11-2-1883 - Rotterdam 3-6-1966). Zoon van Laurens van 't Sant, Ned. Herv. predikant, en Néline François. Gehuwd op 27-8-1914 te Rotterdam met Kerstin Margaretha Jonsson (Stockholm 02-11-1888 - Torquay (Zuid - Engelse graafschap Devon), Tor Bay, Engeland 23-06-1950). Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren.

François van 't Sant groeide op in een arm gezin als een van de negen kinderen van een Nederlands Hervormd predikant. Omdat er geen geld om te studeren was moest hij zijn schoolopleiding met het aflopen van de mulo staken. Na van 2 juni 1901 tot 1 mei 1906 bij de PTT als telegraafbeambte met als laatste standplaats Almelo te hebben gewerkt, trad hij in dat zelfde jaar in dienst bij de Rotterdamse gemeentepolitie. Hij begon er als schrijver, maar kreeg al na een halfjaar de inspecteursrang - een buitengewone prestatie. In 1910 werd hij belast met de leiding van de rivierpolitie. In deze functie kwam hij in aanraking met het inlichtingenwerk, dat in zijn leven zo'n grote rol zou spelen.

In de Eerste Wereldoorlog was de doorvoerhaven Rotterdam een belangrijke operatiebasis, vooral voor de Duitse en Britse inlichtingendiensten. Dat de Nederlandse geheime dienst, de sectie III van de Generale Staf (GS III), in deze activiteiten geïnteresseerd was spreekt vanzelf, terwijl het eveneens logisch was dat GS III een beroep deed op Van 't Sant. Deze slaagde erin, onder meer door het aanwerven van geheime agenten, gegevens boven water te krijgen die voor de Nederlandse, maar vooral voor de Britse inlichtingendienst (waarmee GS III samenwerkte) van groot belang waren. Het lag dan ook in de rede dat Van 't Sants geheime activiteiten voor het overgrote deel door de Britten werden gefinancierd. Om de schijn van neutraliteit op te houden onderhield Van 't Sant ook relaties met de representant van de Duitse inlichtingendienst in Rotterdam.

Waaraan Van 't Sant in 1916 zijn wel zeer snelle promotie naar een hoge functie te danken had is onbekend, maar in ieder geval werd hij hoofdcommissaris van politie in Utrecht. Ook in deze functie bleef hij samenwerken met de Britse inlichtingendienst, tot in 1920 de vertegenwoordiger van deze dienst in Nederland werd vervangen. Van 't Sant had in de opvolger geen vertrouwen en stopte met zijn inlichtingenwerk. Wellicht hing die beslissing ook samen met zijn benoeming, per 25 oktober van dat jaar, tot hoofdcommissaris in Den Haag. Het was in die functie dat hij zich het levenslange vertrouwen van koningin Wilhelmina verwierf door op discrete wijze oplossingen te vinden voor problemen die samenhingen met persoonlijke affaires van prins Hendrik.

Deel tekst bron: Historici.nl
 

Met ingang van 25 oktober 1920 werd Van 't Sant hoofdcommissaris in Den Haag als opvolger van H.J. Versteeg. Hij kreeg toen onder meer te maken met een dossier over financiële verplichtingen die Hendrik van Mecklenburg-Schwerin, de echtgenoot van Koningin Wilhelmina, was aangegaan in verband met buitenechtelijke kinderen. Inzake de door Hendrik verwekte zoon die door het leven ging als Pim Lier, halveerde Van 't Sant de maandelijkse toelage van duizend gulden. In zijn eigen woning, Huize Windekind, arrangeerde hij voor Hendrik ontmoetingen met prostituees, zodat hij over Hendriks seksuele escapades enig overzicht behield.

Per 1 januari 1935 werd hem eervol ontslag verleend, waarna hij in dienst trad bij koningin Wilhelmina als haar particulier secretaris tegen een salaris van twaalfduizend gulden per jaar - meer dan hij als hoofdcommissaris had verdiend. De affaire-Le Roi werd in 1938 geseponeerd, omdat er geen bewijzen waren gevonden dat Van 't Sant strafbare feiten had gepleegd.

Op 13 mei 1940 scheepte hij zich in op hetzelfde schip als koningin Wilhelmina en stak over naar Londen. Zijn gezin bleef achter en zijn woning Huize Windekind werd later gevorderd door de Duitsers die er de Sicherheitsdienst (SD) onderbrachten; onder andere Friedrich Weinreb zou hier later worden verhoord. Eenmaal te Londen aangekomen werd Van 't Sant raadsadviseur bij het ministerie van Justitie en hoofd van de Centrale Inlichtingen Dienst (CID). Daarnaast bleef hij de particulier secretaris van de koningin. De opeenstapeling van functies leidde tot kritiek en op 14 augustus 1941 trad hij af als hoofd van de CID. Op aandringen van de Koningin werd hij met ingang met 22 april 1942 benoemd tot hoofd van de afdeling Politie met de titel van Directeur van Politie. In 1944 werd hij onder druk van Winston Churchill, Anthony Eden en Pieter Gerbrandy door Wilhelmina ontslagen als haar secretaris. Per 1 maart 1946 werd hij op eigen verzoek ook eervol ontslagen als directeur van politie. Hij bleef in Engeland wonen. In 1952 keerde hij terug naar Nederland en vestigde zich in Rotterdam.

Hij raakte, al snel weer adviseur van het hof, betrokken bij het conflict rond Greet Hofmans en genoot aanvankelijk het vertrouwen van zowel koningin Juliana als Prins Bernhard. Voor de Commissie Beel was hij een belangrijke informant.

Hij overleed te Rotterdam op 83-jarige leeftijd.

Deel tekst bron: Wikipedia
   
   
  <- Terug